In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.
De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.
In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:
lokale belastingen
stelposten en onvoorziene uitgaven
de uitkering uit het gemeentefonds
renteopbrengsten
de baten en lasten die verbonden zijn aan financiële deelnemingen
stelpost voor incidentele baten en lasten
De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2021. Waar normaal gesproken de meicirculaire de basis vormt voor de begrotingsopstelling van het volgende jaar, zorgt de lopende kabinetsformatie dat belangrijke beslissingen vooruit worden geschoven in afwachting van een nieuw kabinet. Voorlopig overheerst onzekerheid over onderwerpen als de herverdeling van het gemeentefonds, de indexering (de normeringssystematiek), de opschalingskorting, tekorten jeugdhulp en de breedte van de financieel-bestuurlijke verhoudingen (o.a. het eigen belastinggebied en de vorm waarin middelen worden uitgekeerd, het uitkeringsstelsel en het abonnementstarief in de WMO). Daarnaast zorgt de coronacrisis ervoor dat de financiële perspectieven onzeker zijn en moeilijk te voorspellen. Nu de crisis afzwakt en de steunmaatregelen afnemen, zullen de echte effecten zichtbaar worden op de inwoners van Nederland. De inschatting is dat de werkloosheid dan toeneemt, maar ook zeker de effecten op de zorg in het sociaal domein zichtbaar zijn. Ook de toekomst van ondernemers en de aantrekkelijkheid van de binnenstad lopen risico. Tot op heden is het Rijk ruimhartig geweest in de compensatie aan gemeenten voor extra kosten en gemiste inkomsten.
De ontwikkelingen binnen het gemeentefonds staan niet stil. Hieronder worden deze ontwikkelingen toegelicht.
Na bekendmaking van de voorlopige resultaten in februari 2021 van het nieuwe verdeelstelsel is de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) om advies gevraagd. In een tussenbericht heeft de ROB kritische vragen en opmerkingen uitgebracht. Het ging onder andere over de uitlegbaarheid van de herverdeeleffecten, met name in het sociaal domein. Dat was voor de fondsbeheerders aanleiding tot aanpassing van het verdeelvoorstel op basis van de cijfers 2019. Hierbij zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:
Verdeelmodellen in het sociaal domein.
Vormgeven van de verevening van de Overige Eigen Middelen (OEM) van gemeenten.
Keuzes die volgen uit de actualisatie van de verdeling naar een meer recent peiljaar (2019).
Deze aanpassingen in het verdeelmodel laten nu het volgende beeld zien voor Purmerend en Beemster (HVE = Herverdeeleffect):
Herverdeling in €/inwoner | Stand 2017 | Stand 2017 | Stand 2019 | |
Gemeente | Inwoners | (febr.21) | (juli.21) | (aug.21) |
Beemster | 9.748 | -5 | -51 | -131 |
Purmerend | 80.117 | 8 | 3 | -13 |
Totaal | 89.865 | 3 | -48 | -144 |
Waar bij de publicatie van de herverdeeleffecten van het voorstel in februari 2021 nog een positief beeld was voor beide gemeenten (brief 1541448), blijkt dit in augustus 2021 te zijn omgeslagen in een nadelig herverdeeleffect voor beide gemeenten. Het herverdeeleffect van het woonplaatsbeginsel jeugd is ongewijzigd ten opzichte van februari 2021, waarbij het uitgangspunt is dat dit budgettair neutraal verloopt.
Algemeen
Toen het kabinet na het verschijnen van het AEF rapport over jeugd geen uitspraak deed over het structureel benodigde budget voor de jeugdzorg heeft de VNG een arbitragezaak aangespannen tegen het kabinet. Deze arbitragecommissie heeft nadrukkelijk gekeken naar de resultaten van de commissie Sint over de (financiële) houdbaarheid van het stelsel van jeugdzorg. De commissie heeft in mei 2021 uitspraak gedaan in het voordeel van de gemeenten. De belangrijkste overweging van de arbitragecommissie was dat jeugdzorg wordt aangemerkt als een taak van (verplichte) medebewind. Dan worden alle kosten vergoed. De commissie constateerde dat van 2005 tot en met 2015 de jeugdzorgkosten stegen met 250%. Het was te optimistisch om te veronderstellen dat het na een periode van zulke sterke groei mogelijk zou zijn om in korte tijd een structurele daling van de uitgaven voor de jeugdzorg te realiseren door overdracht aan de gemeenten (na eerst een efficiencykorting van +/- 20%) , die helemaal nog geen ervaring in de jeugdzorg hadden. De conclusie was dat er niet is voldaan aan artikel 108 lid 3 van de Gemeentewet.
Afspraak extra middelen jeugdzorg 2022
Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van Wijzen is het Kabinet in mei 2021 in gesprek gegaan met gemeenten waarna besloten is in 2022 € 1,314 miljard extra beschikbaar te stellen aan gemeenten voor de tekorten vanwege de jeugdzorg. Gemeenten committeren zich daarbij aan de invulling van een set aan maatregelen die in 2022 een besparing van € 214 miljoen opleveren. Het gaat deels over maatregelen waarover recentelijk (april 2021) ook al afspraken met gemeenten zijn gemaakt. Hierbij is ook al rekening gehouden met het incidentele voorschot van € 300 miljoen in 2022. De verdeling vindt plaats volgens het huidige subcluster jeugdhulp in de algemene uitkering. Het indicatiebedrag voor 2022 is inmiddels bekend gemaakt en zal worden verwerkt in de septembercirculaire 2021. De nu gepresenteerde verdeling kunnen als gevolg van accresbijstellingen en taakmutaties nog wijzigen. Het indicatiebedrag van de incidentele middelen jeugdhulp 2022 is als volgt opgebouwd:
Gemeente (bedragen in €) | Bedrag 2022 |
---|---|
Macrobudget landelijk (in miljarden) | 1.314 |
Aandeel Purmerend | 6.947.524 |
Aandeel Beemster | 596.217 |
Totaal bruto effect begrotingsruimte 2022 | 7.543.741 |
Vervallen stelpost verwachte Rijkscompensatie n.a.v. Kadernota 2022 | -2.500.000 |
Totaal netto effect begrotingsruimte 2022 | 5.043.741 |
Daarnaast gaan het Rijk en de VNG, in samenwerking met andere betrokken partijen (o.a. cliënten, aanbieders en professionals), aan de slag met het opstellen van een Hervormingsagenda. Deze agenda bestaat uit de combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Een nieuw kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden.
Richtlijn structurele raming extra middelen jeugdzorg (2023-2025)
Tussen het Rijk, IPO en VNG is afgesproken dat gemeenten in hun meerjarenraming voor de jaarschijven 2023 tot en met 2025 rekening mogen houden met 75% van de bedragen uit de Hervormingsagenda Jeugd. Deze nieuwe werkwijze komt in de plaats van de ‘oude’ stelpost waarbij men met structureel € 300 miljoen rekening hield. In onze begroting was hier al rekening mee gehouden door het opnemen van structurele stelpost van € 1,8 miljoen (vanaf 2023). Daarnaast is naar aanleiding van het rapport AEF in de Kadernota 2022 rekening gehouden met een verwachte Rijkscompensatie van structureel € 2,5 miljoen vanaf 2022. Deze stelposten komen nu te vervallen. Deze nieuwe stelpost zegt op geen enkele manier iets over de hoeveelheid middelen die gemeenten nodig hebben om taken goed te kunnen uitvoeren. Dat verklaart ook het uitgangspunt om, in het kader van behoedzaamheid, 75% van de bedragen te hanteren voor de omvang van de stelpost, waarbij onverkort vanuit wordt gegaan dat het kabinet de uitspraak van de Commissie van Wijzen integraal overneemt. De afspraken dienen enkel om het begrotingsproces van gemeenten voor 2022 e.v. te faciliteren. De afspraken maken het tevens mogelijk voor de provinciaal toezichthouders om met de op te nemen stelposten op een eenduidige wijze om te gaan. Alle partijen erkennen ook de noodzaak om op de korte termijn bezuinigingen te voorkomen bij gemeenten die zuiver voortvloeien uit de onbekendheid met het nog nader te bepalen toekomstige bekostigingsniveau van de jeugdzorg.
Deze voorlopige landelijke uitkomst is als stelpost voor 75% gereserveerd onder de algemene dekkingsmiddelen (gemeentefonds) in afwachting van structurele bekostiging (verdeling) door het Rijk. Onderstaand overzicht geeft de maximaal op te nemen bedragen weer voor Purmerend in de meerjarenbegroting.
Bedragen in € | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|
Bedrag oordeel commissie van Wijzen (in miljarden) | 1.451 | 1.365 | 1.258 |
Richtlijn: 75% maximaal op te nemen bedrag (in miljarden) | 1.091 | 1.024 | 944 |
Opbouw nieuwe stelpost Purmerend: | |||
- Berekening o.b.v. richtlijn 75% (nieuwe stelpost gemeentefonds) | 6.260.616 | 5.877.401 | 5.416.882 |
- Vervallen stelpost nog te ontvangen Rijksbijdrage jeugdzorg (300 mio spelregel) | -1.835.000 | -1.815.000 | -1.749.000 |
- Vervallen stelpost verwachte Rijkscompensatie n.a.v. Kadernota 2022 | -2.500.000 | -2.500.000 | -2.500.000 |
Op te nemen in de begroting als begrotingsruimte | 1.925.616 | 1.562.401 | 1.167.882 |
De huidige methodiek van het gemeentefonds is er op gericht dat gemeenten samen de trap op, samen de trap af gaan met het Rijk. Het resultaat is een percentage, het zogenaamde accres. Aan het eind van ieder kabinetsperiode vindt er een evaluatie plaats, waarbij nu vooral gekeken is naar de stabiliteit van deze systematiek. De VNG en ook de ROB hebben ingezet voor een behoud van de brede koppeling inclusief de uitgaven op de investeringen van het nieuwe groeifonds. Het ROB heeft gepleit voor een splitsing in de algemene uitkering in een basisfondsuitkering voor taken in autonomie en taken in medebewind. Voor autonomie geldt een koppeling aan meerjarig kader inclusief Nationaal Groeifonds. Dit betreft in feite een volume afspraak (freeze) voor de duur van een kabinetsperiode. Bij medebewind is er sprake van jaarlijks een eigen volume- en prijsindexatie. Daarbij dient volgens de ROB eerst de basis op orde te zijn. Het ROB dringt daarom aan op structurele oplossingen voor bijvoorbeeld de problemen bij de jeugdzorg en het afschaffen van de opschalingskorting. Het is aan een nieuw kabinet om hierover een besluit te nemen.
De gemeente heeft diverse kleinere deelnemingen in BNG, HVC en Alliander en één grote deelneming: Stadsverwarming Purmerend (SVP). SVP is verantwoordelijk voor de levering van warmte aan klanten, waarbij betaalbaarheid, leveringszekerheid en duurzaamheid voorop staan, met als randvoorwaarde een acceptabel financieel rendement. Naast bestaande klanten is SVP ook actief om zowel nieuwbouw als gasvrije woningen aan te sluiten op het net. Daarmee wordt bijgedragen aan de verduurzamingsambitie. Hierbij is de visie dat SVP in 2030 is gegroeid van een warmteleverancier naar een duurzame energie partner in een fossielvrij en aangenaam binnenklimaat. SVP maakt ieder jaar een meerjarenbegroting en vertaald dit in het operationeel plan, waarbij de hoofdlijnen zijn:
Sterke groei in aantal klanten als gevolg van nieuwbouw, gasvrij en nieuwe proposities.
Een stevige investeringsopgave: BWC2, versnelde leidingrenovatie, slimme meter, nieuwbouw.
Verder ontwikkelen en implementeren van onze bronnenstrategie.
Ontwikkeling naar een datagedreven organisatie, met aanpassing van werkwijze en processen.
De gemeente staat volledig garant voor de schuld van de stadsverwarming Purmerend (SVP Holding). SVP is een bedrijf dat te maken heeft markt en reguleringsrisico’s. Inherent aan de aard van het bedrijf zijn er altijd onzekerheden ten aanzien van de kasstroomontwikkeling als gevolg van externe afhankelijkheden, waarvan de belangrijkste zijn:
wet- en regelgeving (o.a. van invloed op de verkoopprijs van warmte, energiebelasting op aardgas hulpketels);
de ontwikkeling van de gasprijs (onder de huidige wet- en regelgeving van grote invloed op de verkoopprijs van warmte);
het weer (van invloed op de afzet).
In de meerjarenbegroting is een structureel dividend van € 700.000 opgenomen. Vanwege diverse onzekerheden en tariefafspraken rond de toekomstige winstontwikkeling van SVP wordt deze raming vooralsnog niet bijgesteld.
(Bedragen x € 1.000) | Lasten Baten | Rekening 2020 | Primitieve begroting 2021 | Begroting 2021 (Bijgesteld) | Begroting 2022 | Begroting 2023 | Begroting 2024 | Begroting 2025 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 Lokale heffingen | Lasten | -43 | -41 | -41 | -55 | -56 | -58 | -60 |
1 Lokale heffingen | Baten | 16.186 | 15.124 | 17.826 | 18.261 | 18.783 | 19.318 | 19.864 |
16.144 | 15.082 | 17.784 | 18.206 | 18.727 | 19.260 | 19.805 | ||
2 Nog te bestemmen middelen | Lasten | 0 | -2.719 | -414 | -971 | -864 | -1.402 | -1.664 |
0 | -2.719 | -414 | -971 | -864 | -1.402 | -1.664 | ||
3 Gemeentefonds | Lasten | -13 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3 Gemeentefonds | Baten | 157.366 | 155.901 | 165.457 | 170.668 | 169.202 | 171.481 | 175.962 |
157.353 | 155.901 | 165.457 | 170.668 | 169.202 | 171.481 | 175.962 | ||
4 Eigen financieringsmiddelen | Lasten | 2.148 | 281 | 616 | 75 | 415 | 390 | 614 |
4 Eigen financieringsmiddelen | Baten | 832 | 693 | 651 | 637 | 626 | 625 | 642 |
2.980 | 975 | 1.267 | 712 | 1.041 | 1.015 | 1.255 | ||
5 Deelnemingen | Lasten | -997 | -719 | -719 | -622 | -622 | -410 | -410 |
5 Deelnemingen | Baten | 2.168 | 2.133 | 2.165 | 2.160 | 2.060 | 1.801 | 1.801 |
1.171 | 1.414 | 1.446 | 1.538 | 1.437 | 1.391 | 1.391 | ||
6 Buitengewone baten en lasten | Lasten | -94 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
6 Buitengewone baten en lasten | Baten | 46 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
-48 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | ||
PGR11 Algemene dekkingsmiddelen | Lasten | 1.002 | -3.198 | -558 | -1.574 | -1.127 | -1.480 | -1.521 |
PGR11 Algemene dekkingsmiddelen | Baten | 176.598 | 173.901 | 186.148 | 191.776 | 190.720 | 193.275 | 198.319 |
Saldo Algemene dekkingsmiddelen | 177.600 | 170.703 | 185.590 | 190.203 | 189.593 | 191.795 | 196.798 |
Het saldo stijgt met € 4.613.000 ten opzichte van de bijgestelde begroting 2021.
De stijging wordt veroorzaakt door € 1.015.000 hogere lasten en € 5.628.000 hogere baten en wordt hieronder per onderdeel nader toegelicht.
Onder dit product vallen de onroerende zaak- en roerende ruimtebelastingen, de hondenbelasting, precario én de toeristenbelasting. Conform de Kadernota 2022 zijn de keuzes voor de belastingharmonisatie verwerkt:
De opbrengst OZB woningen in de begroting 2022 met € 370.000 plus indexatie structureel af te ramen zodat de tarieven 2022 OZB in Purmerend niet stijgen als gevolg van de fusie.
Invoering van hondenbelasting voor de hele gemeente per 1-1-2022 met een vrijstelling voor het bezit van honden buiten de bebouwde kom, waarbij de extra structurele opbrengst vanaf 2022 van € 50.000 voor hondenbeleid voor Beemster is gereserveerd om de opbrengst hondenbelasting te koppelen aan de uitgaven hondenbeleid.
Voor de toeristenbelasting geldt het nieuwe tarief van € 2,25 p.p.p.n. plus de geldende CPI index. Hierdoor is een structurele extra opbrengst van € 28.000 verwerkt vanaf 2022.
Invoering van precariobelasting voor de hele gemeente per 1-1-2022 waarbij Beemster onder de tarifering van ‘overig Purmerend’ zal vallen. Hierdoor is een structurele extra opbrengst van € 25.000 verwerkt vanaf 2022.
Daarnaast wordt de ontwikkeling in de baten veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven en de toename van areaal dat in de heffing is betrokken. Per saldo resulteert dit in een stijging van de baten ten opzichte van 2021 van € 435.000 (inclusief verlaging precario 2021 met € 107.500 door de coronacrisis). Voor 2022 geldt dat de indexering 1,60% (CBS/CPI januari 2021) is voor (on-)roerende zaakbelastingen (OZB/RZB). Op basis van de bouwmonitor wordt er rekening gehouden met een toename van het aantal woningen van 1,9%. In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2022 uitgegaan van 1,5%. De honden-, toeristen, reclame- en precariobelasting zijn verhoogd met 1,5% als autonome ontwikkeling. Deze indexering is de reguliere indexering om de inflatie te corrigeren. De stijging aan de lastenkant wordt veroorzaakt door een verhoging op de voorziening belastingdebiteuren i.v.m. oninbaarheid.
In het onderdeel nog te bestemmen middelen is een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Deze stelposten betreffen de ontwikkeling van lonen, prijzen en subsidies en de inschatting van de vertragingen in de investeringen ten opzichte van de kredietoverzichten. Per saldo is hier voor 2022 rekening gehouden met een bedrag van € 0,97 miljoen aan lasten. Dit bedrag kan als volgt worden onderverdeeld:
Verwachte lagere kapitaallasten als gevolg van vertragingen in de investeringen: € 0,3 miljoen (lagere uitgave).
Stijgingen van prijzen van goederen en diensten, subsidies en gemeenschappelijke regelingen: € 0,875 miljoen (hogere uitgave). Dit bedrag is exclusief de binnen het sociaal domein begrote uitgaven voor jeugd/WMO voor loonstijging en indexering (is tegen lopende prijzen). De budgetten voor Jeugd/WMO zijn geïndexeerd met jaarlijks 2%.
Verwachte lagere lasten (efficiency / besparingen) als gevolg van minder taken ambtelijke organisatie i.v.m. de samenvoeging Purmerend en Beemster € 0,1 miljoen in 2022 oplopend naar € 0,3 miljoen in 2025 (lagere uitgave).
Reservering vanuit het gemeentefonds van € 0,25 miljoen (hogere uitgave). Dit betreft een stelpost ten behoeve van incidentele en structurele effecten van de Wet open overheid. De Wet open overheid is de opvolger van de Wet openbaarheid bestuur. Er komt een plicht tot actief openbaar maken van alle overheidsinformatie die openbaar is, in plaats van het openbaar maken op verzoek. Gemeenten worden hiermee in staat gesteld de wet te implementeren door hun systemen te verbeteren, medewerkers op te leiden en processen en de organisatie aan te passen. Deze post zal worden meegenomen bij de invulling van de taakstelling organisatieontwikkeling (formatie-uitbreiding door de groei van de stad). Deze taakstelling bedraagt voor 2022 € 0,25 miljoen en voor de jaren 2023 ev. € 0,3 miljoen.
Voor de harmonisatie van beleidsinhoudelijke keuzes in verband met de fusie Beemster - Purmerend is een bedrag gereserveerd van bijna € 0,25 miljoen (hogere uitgave). Er is gekeken naar uitvoering per onderdeel en vervolgens is een voorstel gemaakt voor de gefaseerde opbouw. Deze invulling per onderdeel ziet er als volgt en zal als 1e wijziging op de begroting functioneel op de programma's verwerkt worden:
Omschrijving harmonisatiekeuzes | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
1. Harmonisatie maatschappelijk werk Beemster | -8.750 | -17.500 | -17.500 | -17.500 |
2. Wijkmanagement- ophoging budget wijkkranten Binnendijks Beemster Dorpskrant | -17.500 | -17.500 | -17.500 | -17.500 |
3. Uitbreiding formatie/kostenverhoging en subsidie aanpassing i.v.m. Inbedding taken werelderfgoed Beemster | -9.500 | -12.000 | -13.500 | -15.000 |
4. Harmonisatie subsidie Muziekschool en Bibliotheek | -24.000 | -48.000 | -48.000 | -48.000 |
5. Werken in Wijken in Beemster | -58.000 | -66.000 | -67.900 | -69.000 |
6. Budget bomenplan Beemster | -25.250 | -80.000 | -175.000 | -271.000 |
7. Cyclisch onderhoud groen Beemster van C naar B niveau | -50.000 | -50.000 | -50.000 | -50.000 |
8. Uitbreiding dorpsmanager Beemster | -57.000 | -59.000 | -60.600 | -62.000 |
Subtotaal Fusie | -250.000 | -350.000 | -450.000 | -550.000 |
Opgenomen stelpost | 250.000 | 350.000 | 450.000 | 550.000 |
Verschil | 0 | 0 | 0 | 0 |
De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met € 5,23 miljoen naar bijna € 170,67 miljoen. Deze forse stijging ten opzichte van 2021 is enigszins vertekend door hogere incidentele inkomsten in 2021 voor coronavergoeding door het Rijk en het oplossen van de acute problematiek in de jeugdzorg. Daarnaast is er in 2022 rekening gehouden met de compensatie van extra middelen voor jeugdzorg vanuit het Rijk. De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:
a. De algemene uitkering
Deze stijgt met € 4,65 miljoen door algemene mutaties in de uitkeringsfactor, taakmutaties, ontwikkelingen in de uitkeringsbasis en het opnemen van een stelpost voor de verwachte Rijkscompensatie voor de jeugdzorg naar € 149,7 miljoen. Met ingang van 2022 is de bevriezing normering gemeentefonds opgeheven. De laatste raming dateert van mei 2020. Voor de nieuwe accresraming zijn de netto Rijksuitgaven 2021 exclusief de extra corona-uitgaven het startpunt. Deze Rijksuitgaven blijven achter bij de planning, waardoor er sprake is van onderbesteding. Dit werkt door in de accressen voor gemeenten, die voor alle jaren negatief zijn. De oorzaak is de verwachting van het Centraal Planbureau dat de prijzen en lonen minder hard stijgen en er lagere afdrachten zijn aan de Europese Unie (EU). Vanaf 2023 zijn er lagere rentelasten als gevolg van lagere rentestanden. Bij de uitbreiding op taken vanuit het Rijk zien we zes kleine mutaties, waarvan alleen de Wet open overheid noemenswaardig is (zie onderdeel nog te bestemmen middelen). Verder is de uitkeringsbasis aangepast voor de verdeelmaatstaven (o.a. inwoners, bijstandsontvangers, woonruimten). In de jaren na 2022 stijgt de algemene uitkering naar € 156,3 miljoen, waarbij rekening is gehouden met het opnemen van stelposten voor de negatieve uitkomsten van de voorlopige nieuwe verdeling van het gemeentefonds (zogenaamde herverdeeleffect vanaf 2023) en de herindelingsberekening voor de fusie Purmerend-Beemster naar een nieuwe gemeente (vanaf 2022). Verder is er een stelpost opgenomen voor de te verwachte compensatie vanuit het Rijk voor extra middelen jeugdzorg (richtlijn 75% vanaf 2023).
b. Integratie uitkeringen binnen het sociaal domein
De middelen voor deze integratie-uitkeringen stijgen met € 1,32 miljoen naar € 15,5 miljoen. Dit betreft de volgende onderdelen:
Beschermd wonen, structureel € 6,2miljoen;
Jeugd onderdeel Voogdij/18+, structureel € 2,7 miljoen;
Participatie onderdelen (voorheen Wajong en WSW regulier werk), structureel € 6,6 miljoen.
Huidige stand van zaken uitname Wet langdurige zorg (Wlz, onderdeel beschermd wonen)
Per 1 januari 2021 is de Wet langdurige zorg (Wlz) opengesteld voor mensen met een psychische stoornis. In de onderhandelingen met het Rijk hebben gemeenten destijds aangegeven dat sommige mensen feitelijk niet bij de gemeente 'thuis horen' omdat er geen verbeteracties meer opzitten, maar dat het meer een kwestie is van bestendigen. Dat bestendigen gebeurt in het kader van de Wlz. Het Rijk heeft deze oproep serieus genomen en daardoor staat de Wlz vanaf 2021 open voor ggz-cliënten met een blijvende behoefte aan intensieve zorg. Deze overstap van cliënten van Wmo/beschermd wonen naar de Wlz heeft in 2021 al plaatsgevonden door een structurele uitname van het macrobudget van € 495 miljoen. Vooraf is geschat dat hierdoor 8.500 cliënten van beschermd wonen over zouden gaan naar de Wlz. Deze uitname uit het gemeentefonds heeft in 2021 automatisch geleid tot een budgetdaling van de uitgaven met € 1,8 miljoen in het programma Samenleving.
Tegelijkertijd met deze uitname is de bestuurlijke afspraak gemaakt dat dit bedrag nog zou worden nagecalculeerd op basis van 1) het werkelijke aantal cliënten dat overgaat van beschermd wonen naar de Wlz en 2) op basis van de werkelijke kosten. De nacalculatie heeft inmiddels plaatsgevonden aan de hand van de realisatiegegevens van het CIZ. Hieruit blijkt 12.500 beschermd wonen-cliënten naar de Wlz zijn overgegaan. Daar tegenover staat dat de bespaarde kosten per cliënt lager zijn. Dit betekent dat de definitieve uitname € 644 miljoen wordt in plaats van € 495 miljoen en dus een extra uitname van structureel € 149 miljoen uit de integratie uitkering beschermd wonen. Dit zal worden verwerkt in de septembercirculaire 2021. De uitname voor Purmerend is bij benadering € 0,55 miljoen.
Verdeling woonplaatsbeginsel Jeugd 2022 (onderdeel Voogdij/18+)
In 2022 wordt voor de verdeling van de gelden Voogdij 18+ overgestapt naar het nieuwe woonplaatsbeginsel, waardoor de bekostiging van het zorggebruik van 20.000 jeugdigen tussen gemeenten verschuift. Met het nieuwe woonplaatsbeginsel worden een tweetal compensatieregelingen in het leven geroepen, waarvan de bedragen nog niet bekend zijn:
Gemeenten die in 2022 nadeel ondervinden van de vervallen T-2 systematiek.
Gemeenten die in 2022 en 2023 kosten moeten maken voor jongeren waar geen financieel verantwoordelijke voor is aan te wijzen.
Bij het vaststellen van dit budget zien we bij het aantal voogdij kinderen een uitname in de Beemster (van 15 naar 0) en een toename bij Purmerend (van 40 naar 55). Per saldo is het hogere structurele budget van € 1,1 miljoen als gevolg van het woonplaatsbeginsel toegevoegd aan de uitgavenzijde van het programma Samenleving, onderdeel jeugd.
c. Overige integratie- en decentralisatie uitkeringen
De overige integratie- en decentralisatie-uitkeringen dalen met € 0,74 miljoen naar € 5,4 miljoen. Deze daling komt voornamelijk door de diverse uitkeringen coronacompensatie en de brede aanpak dak- en thuisloosheid, waarvoor alleen in 2021 incidentele middelen zijn verstrekt. Verder is er via de integratie uitkering inburgering (inwerkingtreding 2022) budget verschoven naar 2022 en is de frictiebijdrage voor de herindeling voor 2022 hoger dan 2021.
Voor de verwerking van de rentelasten en -baten zijn de bepalingen en richtlijnen van de notitie rente van de commissie BBV van toepassing. Alle rentelasten en -baten worden in eerste instantie geboekt onder het product eigen financieringsmiddelen (taakveld treasury). Het saldo op het product eigen financieringsmiddelen bestaat uit het resultaat op het taakveld treasury en de bespaarde rente over het eigen vermogen (reserves). Het resultaat op het taakveld treasury is het verschil tussen de aan de producten (taakvelden) toegerekende rente en de per saldo werkelijk betaalde rente. De opbrengst van de eigen financieringsmiddelen daalt met ruim € 555.000. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen en installaties en dergelijke gerekend met 1% en voor grondexploitaties ook met 1%. De werkelijke rente die de gemeente op dit moment betaalt is iets hoger (gemiddeld 1,17%). Door de verlaging van de renteomslag van 1,25% naar 1,00%, vloeit een deel van de lagere rente terug naar de tarieven die de burgers betalen en het andere deel via een lager renteresultaat op de eigen financieringsmiddelen. In de meerjarenraming neemt de opbrengst vanaf 2022 weer toe. Dit wordt veroorzaakt door de extra groei van de voorgenomen investeringen, nieuw aan te trekken extra financiering in de komende jaren die tegen een licht stijgende rente wordt afgesloten ten opzichte van de huidige leningportefeuille en het toerekenen van lagere rente aan het grondbedrijf dat leidt tot een rentenadeel voor de algemene dienst.
De lasten van de deelnemingen dalen als gevolg van de lagere rekenrente. Per saldo ontstaat er vanaf 2022 een voordelig resultaat. Dit is het gevolg van de technische wijziging van de toegerekende rente met 0,25%. De verlaging van de rekenrente met 0,25% werkt vooral door op de lasten deelneming in de Stadsverwarming (0,25% over € 38,3 miljoen). De daling in de baten wordt met name verklaard doordat de risicoprovisie van HVC de komende jaren verder zal dalen als gevolg van de afname van de leningen die door de aandeelhouders zijn gegarandeerd.
Opbrengst anti-speculatiebeding
Bij de verkoop van de grond in Leeghwater fase 3 in Middenbeemster aan Wooncompagnie voor de bouw van 18 huurwoningen, is in de verkoopovereenkomst een anti-speculatiebeding opgenomen. Indien Wooncompagnie binnen 15 jaar na eerste oplevering (2010) een woning verkoopt, draagt Wooncompagnie het verschil tussen de overeengekomen grondprijs en de actuele marktprijs voor een vergelijkbare koopwoning in Leeghwater 3 in Middenbeemster af aan de gemeente. Het nominale verschil is in 2010 bepaald op € 41.500 voor tien bereikbare huurwoningen en € 50.000 voor acht dure huurwoningen. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. In de begroting wordt rekening gehouden met de verkoop van één woning per jaar.
Algemene dekkingsmiddelen | Begroot 2022 | Begroot 2023 | Begroot 2024 | Begroot 2025 |
---|---|---|---|---|
Frictie uitkering gemeentefonds (tem 2025 | 1.858 | 929 | 929 | 929 |
Totaal | 1.858 | 929 | 929 | 929 |